Een fietser rijdt een voetganger aan die plotseling opzij stapt op fietspad. De voetganger stelt de fietser aansprakelijk. De rechter kan uiteindelijk niet vaststellen dat de fietser een verkeersfout maakte. De gereden snelheid was passend gezien de situatie ter plaatse. De voetganger zette een stap richting het midden van het fietspad. Onduidelijk is hoe ver de voetganger het fietspad op stapte. De fietser hoefde geen rekening te houden met deze plotselinge en onverwachte stap opzij.
Een fietser nadert een voetganger van achteren. Als de fietser passeert zet de voetganger een stap opzij en er ontstaat een aanrijding. De fietser valt niet. De voetganger valt wel en loopt letselschade op. De voetganger stelt de fietser aansprakelijk en eist een schadevergoeding voor deze aanrijding op een fietspad in het centrum van Enschede. De fietser reed volgens de voetganger te hard en had bovendien rekening moeten houden met de onverwachte zijwaartse beweging van de voetganger.
De rechter oordeelt dat de aansprakelijk gestelde fietser geen verkeersfouten maakte. De fietser reed niet te hard en had geen rekening hoeven te houden met de onverwachte stap opzij van de voetganger.
Snelheid aangepast aan voetganger?
De rechter gaat eerst in op de door de fietser gereden snelheid. Artikel 19 RVV bepaalt dat een bestuurder de snelheid dusdanig moet aanpassen dat stoppen mogelijk is zonder dat een aanrijding ontstaat. De aansprakelijk gestelde fietser reed waarschijnlijk ongeveer 12 km/u op een gewone fiets. De rechter concludeert dat er geen aanleiding is om de snelheid nog verder te verlagen. De fietser reed dus niet ‘te hard’:
‘De rechtbank overweegt dat van een fietser in zijn algemeenheid mag worden verwacht dat deze anticipeert op voetgangers en dat hij daar – zoals artikel 19 RVV bepaalt – zijn snelheid op aanpast. Niet is komen vast te staan dat [verweerder] met een zodanige snelheid reed dat deze niet passend was gezien de situatie ter plekke. [verweerder] heeft gesteld dat hij rustig fietste. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij verklaard dat hij geen haast had, dat hij op een gewone (niet elektrische) fiets reed en dat hij schat dat hij ongeveer 12 km/u reed. Indien van deze snelheid zou worden uitgegaan kan niet worden geconcludeerd dat deze snelheid gezien de situatie ter plekke niet passend is. Uit de enkele omstandigheid dat de aanrijding met [verzoeker] heeft plaatsgevonden kan niet worden afgeleid dat [verweerder] zijn snelheid onvoldoende heeft gematigd.’
Voldoende afstand houden bij passeren voetganger
Voor de beoordeling van een aanrijding of ander verkeersongeval kijken we altijd naar de toedracht. De rechter stelde vast dat te hard fietsen geen oorzaak is van de aanrijding. Om de aansprakelijkheid vast te stellen moet de fietser een verwijt gemaakt kunnen worden. De volgende beoordeling is daarom of de fietser voldoende afstand hield tijdens het passeren:
‘Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [verweerder] kennelijk niet van zijn fiets is gevallen toen [verzoeker] en [verweerder] elkaar raakten. Ook is niet vast komen te staan dat [verzoeker] van achteren is aangereden. Gezien de plek waar [verzoeker] met de fiets van [verweerder] in aanraking is gekomen, namelijk tegen het midden van het voorwiel (zie ook randnummer 36 van het verzoekschrift) lijkt dit ook niet waarschijnlijk en ligt het eerder voor de hand dat [verweerder] en [verzoeker] met elkaar in aanraking zijn gekomen toen [verweerder] zich al (gedeeltelijk) naast [verzoeker] bevond. Dat [verweerder] hierbij onvoldoende afstand heeft gehouden kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden vastgesteld.’
Voetganger zet plotseling stap opzij
De rechter concludeert dat de voetganger waarschijnlijk opzij stapte toen de fietser al aan het passeren was. De vraag is daarom of de fietser rekening moest houden met de plotselinge onverwachte zijwaartse beweging van de voetganger. Hoe ver de voetganger naar links stapte is onduidelijk. De voetganger stapte tegen het midden van het voorwiel van de fietser. De fietser was dus al aan het passeren. De rechter vindt daarom dat de fietser op dat moment niet meer kon anticiperen op de onverwachte zijwaartse beweging.
‘Duidelijk is dat [verzoeker] op enig moment een beweging naar links heeft gemaakt. Dat dit een klein stapje is geweest, zoals [verzoeker] stelt, is, gelet op de betwisting door [verweerder] , niet vast komen te staan. Hoewel niet duidelijk is hoe groot de beweging van [verzoeker] precies is geweest, moet het er, nu [verzoeker] tegen het midden van het voorwiel is terechtgekomen, voor worden gehouden dat [verzoeker] deze beweging heeft gemaakt terwijl [verweerder] al bezig was met het passeren van [verzoeker] . Binnen de context van de (wel) vaststaande feiten en omstandigheden kon op dat moment van [verweerder] , niet (meer) worden verwacht dat hij op deze onverwachte en plotselinge beweging anticipeerde.’
Schakel een letselschade advocaat in
Bel naar 0800 – 44 55 000, stuur een e-mail naar info@letselschadespecialist.nl of gebruik het onderstaande contactformulier.
Bron: www.rechtspraak.nl Rechtbank Overijssel 25 september 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3798