Tijdens een verhitte waterpolo wedstrijd raakt een speler een tegenstander met de hand in het gezicht. Het slachtoffer breekt hierbij onder andere zijn kaak. De rechter beoordeelt of de tegenstander aansprakelijk is voor de letselschade die ontstond tijdens het waterpoloën.
Op grond van diverse verklaringen stelt de rechter vast dat er sprake was van abnormaal gevaarlijk gedrag tijdens het waterpoloën. De getuigen verklaarden namelijk dat er sprake was van een slaande beweging en niet van een ongelukkige zwembeweging. Door dit abnormaal gevaarlijke gedrag ontstond letselschade waarvoor de waterpoloër aansprakelijk is volgens de rechter.
Aansprakelijkheid voor letselschade bij waterpolo
Waterpolo is – net als alle andere sporten – redelijk gevaarlijk. Sporten is namelijk een veel voorkomende oorzaak van letsel. Een schadevergoeding voor een ongeval tijdens het sporten is mogelijk als de handeling van de tegenpartij de regels van de sport zwaar te buiten gaan. Tijdens een sport, zoals waterpolo, moeten de deelnemers rekening houden met onvoorzichtige of ondoordachte handelingen van tegenstanders. Iemand ongelukkig raken tijdens het zwemmen is daarom geen grondslag voor een schadevergoeding, maar een slaande beweging wel.
Tuchtklacht en procedure bij de rechtbank
Bij het incident loopt het slachtoffer een gebroken kaak en een hersenkneuzing op. Het slachtoffer heeft onder andere last van hoofdpijn. Er wordt een klacht ingediend bij de Tuchtcommissie van de Koninklijke Nederlandse Zwem Bond (KNZB). De Tuchtcommissie wijst de klacht toe en legt een schorsing op van 8 wedstrijden:
‘Vast is komen te staan dat H. [appellant] zich door zeer onbesuisd spel met zeer ernstig letsel tot gevolg heeft schuldig gemaakt aan wangedrag als bedoeld in artikel L 6.1.’
Het slachtoffer vordert bovendien een schadevergoeding en stapt naar de rechter. De rechtbank wijst de claim toe. De aansprakelijk gestelde waterpoloër gaat daarom in beroep bij het gerechtshof.
Was slaande beweging tijdens sporten onrechtmatig?
Het gerechtshof begint met het vaststellen van de aansprakelijkheid. Daarvoor is van belang of het raken van de tegenstander in dit geval onrechtmatig was:
´Allereerst dient te worden beoordeeld of [appellant] al dan niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verweerder] door hem tijdens de wedstrijd met zijn rechterhand op de linkerkant van diens gezicht te raken (hierna: de gedraging).´
Gerichte uithaal, geen ongelukkige zwembeweging
De rechter beoordeelt een aantal getuigenverklaringen. Uit deze verklaringen blijkt dat er sprake was van een beweging die leek op een bewuste klap. Alleen de aansprakelijk gestelde waterpoloër verklaart dat er sprake was van een ongelukkig uitgevoerde zwembeweging. De rechter neemt daarom aan dat er sprake is van een handeling die buiten het normale risico van waterpoloën valt:
´Concluderend overweegt het hof dat onomstotelijk is komen vast te staan dat nadat [verweerder] en [appellant] in een midvoor/midachter duel verzeild zijn geraakt, [appellant] in zijn onbesuisdheid een onnodig risicovolle beweging heeft gemaakt, die de indruk maakte van een gerichte klap met een vuist, dan wel de rug van de hand, en die in ieder geval niet is te beschouwen als een (normale, eventueel ongelukkig uitgevoerde) zwembeweging. Zo geen sprake was van een gerichte uithaal, kan [appellant] worden aangerekend dat hij bij het maken van deze beweging onvoldoende oog heeft gehad voor (de positie van) [verweerder] en de kans op het veroorzaken van ernstig letsel door die beweging voor lief heeft genomen. Dergelijk buitensporig gedrag valt buiten de normaal aanvaardbare risico’s van sport en spel en is abnormaal gevaarlijk. [verweerder] hoefde hierop niet bedacht te zijn.´
Eigen schuld waterpoloër
De rechter vindt dat er sprake is van een slaande beweging die niet thuishoort in het zwembad tijdens een waterpolo wedstrijd. De volgende vraag die aan de orde komt, is of het slachtoffer zelf ook een deel van de schade veroorzaakte. Dit noemen we eigen schuld. Schade die door eigen schuld ontstaat, blijft voor rekening van het slachtoffer zelf:
´Het hof overweegt dat uit de getuigenverklaringen niet voldoende overtuigend blijkt dat [verweerder] [appellant] vasthield. De enige die dat tijdens het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard, is [appellant] zelf. Daarom staat onvoldoende vast dat van een omstandigheid die naar verkeersopvattingen tot de risicosfeer van [verweerder] behoort, oftewel gedrag dat hij achterwege had moeten laten, en dus van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 lid 1 BW, sprake is geweest.´
Kosteloos een letselschade advocaat inschakelen
Bel naar 0800 – 44 55 000, stuur een e-mail naar info@letselschadespecialist.nl of gebruik het onderstaande contactformulier voor een terugbelverzoek.
Bron: www.rechtspraak.nl Gerechtshof Den Haag 14 november 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:2192